Johannes Vermeer maakt in de periode 1653-1670 circa vijfenveertig schilderijen, waarvan er vijfendertig bewaard zijn gebleven. Vermoedelijk werkte Vermeer in de meeste gevallen in opdracht, per jaar maakte hij twee á drie doeken. Veel werken maakte hij vermoedelijk in opdracht van de Delftse verzamelaar Pieter van Ruijven, wiens schoonzoon Jacob Dissius bij zijn dood in 1695 maar liefst 26 Vermeers naliet.